Hoes van de gouden plaat in Voyager
The sounds of earth
De Voyager is een verkennend ruimteschip dat in 1977 door NASA is gelanceerd. In de Voyager bevindt zich een gouden plaat met informatie over de planeet Aarde. (Mocht ooit een buitenaardse beschaving Voyager vinden.) Op die plaat staan onder meer audio-opnames van 55 talen van de wereld.
Een nieuwe taal leren.
Wat komt erbij kijken?
Ja, het is zover! Je hebt besloten om een nieuwe taal te leren. Misschien omdat het moet of gewoon omdat je er zin in hebt. Maar wat gebeurt er als je een nieuwe taal leert? Wat komt er allemaal bij kijken? En wat is nodig om te leren?
Gouden plaat Voyager
Wat is belangrijk bij het leren van een taal?
Motivatie
Het begint met motivatie. Je wilt het! Dat kan helemaal je vrije keuze zijn of er zit een zekere stok achter de deur. Je hebt het bijvoorbeeld nodig voor school of werk, of je woont in het buitenland en je wilt je kunnen redden buitenshuis. Hoe dan ook, je hebt besloten dat je gaat oefenen.
Starten kan moeilijk zijn, als de taal erg verschilt van je eigen taal. Aan de andere kant geeft het vervolgens veel voldoening, als je de eerste woorden in zo’n vreemde taal kunt spreken. Bij een exotische taal kan je daarmee bovendien goede sier maken bij je vrienden.
Doorzetten is lastiger, als je voorbij het beginnersstadium komt. Je ziet dan minder vooruitgang, terwijl je toch wel nieuwe dingen leert. Dit wordt geïllustreerd met de (omgekeerde) taalpiramide. Van het beginnersniveau A1 naar A2 gaan, verloopt relatief vlug en eenvoudig. Van het half-gevorderde taalniveau B1 naar B2 komen, vergt meer volharding. (Zie bijvoorbeeld: https://www.thecibookshop.com/nl )
Herkennen van afzonderlijke woorden
Een vreemde taal komt vaak over als een brij van woorden. Dit is vooral het geval, als de taal wat minder verwant is met je moedertaal. In het Engels en het Duits zul je als Nederlander nog wel losse woorden kunnen herkennen, maar bij een Aziatische taal heb je geen idee waar het ene woord eindigt en het volgende woord begint. Je hebt aanvankelijk zelfs geen idee welke taal de buitenlander spreekt. Is het Koreaans, Chinees, Thais?
Bij het herkennen van afzonderlijke woorden is er een specifiek hersenfenomeen van kracht. We leren afzonderlijke woorden herkennen op grond van de frequentie van de klankcombinaties die we horen. Dat is een onbewust proces.
Albert Costa beschrijft in zijn interessante boek The bilingual brain een onderzoek bij baby’s, die de moedertaal leren. Baby’s jonger dan een jaar blijken als kleine statistici voortdurend aan kansberekening te doen. Ze merken onwillekeurig op dat sommige klanken vaak samengaan, maar andere niet.
We zullen dit illustreren met een Nederlands voorbeeld. Stel ze horen de woorden olifant en hondje achter elkaar. In het Nederlands gaan de klanken “o” “li” en “fant” vaak samen, maar de klanken “fant” en “hond” niet. Zo ontdekken ze dat olifant een apart woord is en fanthond niet, dus dat na -fant een nieuw woord begint. Dit kan ook opgaan voor afzonderlijke klanken, fonemen. Een Nederlands woord start vrijwel nooit met wko. Baby’s leren dan een scheiding te maken binnen deze klanken en realiseren zich dat tussen w en ko een nieuw woord start (bijvoorbeeld blauw kopje).
Het herkennen van de specifieke klanken van een taal
Elke taal heeft haar eigen klanken en klankcombinaties. Als je als tiener of volwassene een nieuwe taal leert, kan je meer moeite hebben om die klanken goed te herkennen en om die vervolgens correct uit te spreken. Baby’s en kleine kinderen hebben deze flexibiliteit nog wel.
Het herkennen en uitspreken van de specifieke klanken van de taal, of dit juist niet goed doen, is een duidelijke opgave bij talen die niet verwant zijn aan het Nederlands. Maar ook bij voor ons relatief makkelijke talen als Engels en Duits kan het een uitdaging zijn.
Neem bijvoorbeeld de Engelse woorden: bet, bed, bad (respectievelijk gokken, bed, slecht). De kans is groot dat Nederlanders deze 3 woorden op vrijwel identieke wijze uitspreken. Nederlanders zijn vaak geneigd de eind-d als een -t uit te spreken. En het subtiele verschil in e/a of het al dan niet langer aanhouden van de klinkers in een Engels woord vergt bewuste aandacht en focus. (Check voor de uitspraak bijvoorbeeld Google Translate.)
Scandinaviërs maken deze eind-d/t fout overigens niet in het Engels. Aanvankelijk dacht ik dat hun taalonderwijs gewoon veel beter was dan het onze, totdat ik erachter kwam dat je Noorse en Zweedse woorden met een eind-d net als in het Engels met een zachte d uitspreekt.
Zelfs binnen het Nederlandse taalgebied zijn er lokale verschillen en kunnen diverse Nederlandse moedertaalsprekers het verschil niet goed horen tussen bepaalde klanken. Zo spreken sommige Nederlanders de ij bijvoorbeeld uit als aai en wellicht horen ze dat onderscheid ook niet.
Samenvattend vergt het herkennen en uitspreken van de klanken van een taal bewuste aandacht. Als je hiervoor nadrukkelijk je best doet, kom je een heel eind, maar als de klanken teveel afwijken van het repertoire dat je als kind hebt geleerd, zal het behelpen blijven. Je hoort dan simpelweg het verschil niet en je hebt daardoor ook geen idee hoe je het wel correct zou moeten uitspreken.
Het alfabet
Veel West-Europese talen hanteren het Latijnse alfabet. Dat scheelt weer bij het leren. Je hoeft je in ieder geval niet een geheel nieuw alfabet eigen te maken.
De Oost-Europese talen, zoals Oekraïens en het Russisch hebben het cyrillische alfabet. Je moet even wennen aan die andere letters, maar het is relatief gezien eenvoudig vergeleken met andere alfabetten. Je herkent er nog wel de Latijnse letters in.
Een taal die qua alfabet de kroon spant is het Japans. Het Japans kent 3 alfabetten: Hiragana, Katakana en Kanji. De eerste twee zijn gebaseerd op klankcombinaties, bijvoorbeeld mo, ru of ke. Het Kanji gebruikt Chinese karakters. Voordat je in het Japans ook maar enige vordering maakt, zul je eerst je krachten moeten geven aan het onder de knie krijgen van het schrift.
Volgens Wikipedia zijn er honderden alfabetten in de wereld, maar sommige zijn ook alweer verdwenen. Denk bijvoorbeeld aan de hiërogliefen van Egypte. (https://www.worldstandards.eu/nl/andere/alfabetten)
Een alfabet kan gebaseerd zijn op klanken, zoals bijvoorbeeld ons Latijnse alfabet. Je kunt elke letter koppelen aan een bepaalde klank. Bij ons alfabet zijn dat enkelvoudige klanken. In de twee Japanse alfabetten Hiragana en Katakana zijn dat meestal samengestelde klanken, zoals ru of ki.
Dan zijn er de alfabetten die vooral visueel van aard zijn, zoals het Chinees/Mandarijn. In het Mandarijn zijn er duizenden karakters die woorden en begrippen aangeven. Hoe je zo’n karakter uitspreekt kan variëren. Dat wordt duidelijk als je een Chinees karakter in het Japans aantreft. Japanners kunnen hetzelfde symbool heel anders uitspreken. Als Chinees in Japan zou je echter met het schrift alleen een eind kunnen komen.
Het grote voordeel van een alfabet gebaseerd op klanken is dat je met een beperkte set letters alle woorden van de taal kunt schrijven. Soms heeft een taal een prachtig, logisch alfabet. Koreaans is hiervan een voorbeeld. Dit alfabet is in de vijftiende eeuw door de toenmalige koning Sejong de Grote ontworpen. Het is van een wetenschappelijke precisie. Geen wonder dat het Koreaanse alfabet vrijwel probleemloos geïntegreerd kon worden op de mobiele telefoon.
Woordenschat
Als je een taal leert, moet je woorden leren. Dat zal gemakkelijker of moeilijker zijn afhankelijk van de verwantschap van de taal met je eigen moedertaal. Voor Nederlanders is het leren van Noors bijvoorbeeld relatief eenvoudig. De woorden lijken veel op het Nederlands. Noors heeft bovendien het grote voordeel dat het behoorlijk fonetisch is, dat wil zeggen je schrijft het woord zoals je het hoort.
Bij een taal die erg ver verwijderd is van het Nederlands lijkt het alsof je – oneerbiedig gezegd – allemaal onzinwoorden moet leren. Zelfs een woord als mama of papa, wat in bijna alle talen min of meer hetzelfde klinkt, verschilt dan soms nog. Dat een woord als mama of papa trouwens in zoveel talen herkenbaar is, komt doordat dit de klanken zijn die baby’s over de gehele wereld als eerste kunnen uitspreken.
Het leren van al die compleet nieuwe woorden vergt veel oefening en vooral veel herhaling. Daarom is het fijn dat er tegenwoordig allerlei leuke taalapps zijn, die zodanig geprogrammeerd zijn dat ze die herhaling automatisch bieden (zie het blogartikel over taalapps op deze website: Een nieuwe taal leren met taalapps). Het blijft dan natuurlijk nog wel verstandig om met die apps regelmatig te oefenen. Doe je dat niet en wacht je bijvoorbeeld een week, dan verloopt het leerproces minder goed. Bij nieuwe lesstof is een bepaald leerpatroon belangrijk, anders zakt de kennis zo weer weg.
Er bestaat een Europese standaard van taalniveaus, variërend van A1, beginnersniveau, tot en met C2, een taalniveau vergelijkbaar met dat van een Native Speaker. Met niveau A2 zou je je in het gewone dagelijkse leven kunnen redden. Op professioneel niveau of als toelatingseis tot het hoger onderwijs is vaak minimaal B2-niveau noodzakelijk. Bij niveau A2 heb je een vocabulaire van circa 2000 woorden, hoewel dit wel per taal kan verschillen. (https://onzetaal.nl/taalloket/taalniveaus-vreemde-talen)
Je zou het misschien niet denken, maar je kan een eenmaal geleerde taal echt vergeten. Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen die op jonge leeftijd geadopteerd zijn hun moedertaal, die ze enige jaren hebben gesproken, toch in het nieuwe land kunnen verleren (zie Costa, 2017). Het enige voordeel dat ze behouden is het goed kunnen horen en uitspreken van de specifieke klanken van hun taal.
Leer je als jongere of volwassene een vreemde taal, dan hangt het van je beheersingsniveau af of je die weer kunt vergeten. Talen die je degelijk geleerd hebt, vergeet je niet zo snel. Is je taalniveau laag, dan zou je die taal zonder oefening ook weer makkelijk grotendeels kwijt kunnen raken. (Zie Baddeley e.a., 2020, Memory, chapter 9: Incidental forgetting.)
Grammatica
Een zin heeft een bepaalde structuur. Bij je moedertaal leer je dat min of meer automatisch. Op school krijg je daarna grammaticaonderwijs, waarbij je de namen van de grammaticale begrippen leert en een zin leert ontleden. Ook al praat je in correct Nederlandse zinnen, een zin foutloos ontleden is een andere kwestie.
Woordvolgorde
Bij het leren van een vreemde taal is het wel handig dat je de grammaticale basisbegrippen kent en die kennis kunt toepassen, tenzij je iemand bent die een vreemde taal in no-time via het gehoor oppikt. De volgorde van de grammaticale begrippen in een zin varieert namelijk per taal. Je kunt niet meer de Nederlandse woordvolgorde aanhouden.
Verschilt de Engelse woordvolgorde enigszins van het Nederlands, in het Koreaan of Japans is dat behoorlijk afwijkend. De Nederlandse zin “de vrouw geeft een cadeautje aan het kind” is in het Japans bijvoorbeeld “de vrouw aan het kind een cadeautje geeft”. Na het onderwerp komt in het Japans altijd een extra klank, zodat je kunt zien dat dat het onderwerp is. Handig voor Japanners natuurlijk, die zo automatisch leren wat een onderwerp is!
Eigenlijk is dit in zekere zin vergelijkbaar met het Duits, waar de mannelijke, vrouwelijke en onzijdige lidwoorden veranderen naar gelang ze voor een onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp staan. Als je als Nederlander geen idee hebt wat een lijdend of meewerkend voorwerp is, is het daarom lastig om te weten welk Duits lidwoord je moet gebruiken.
Zie ook:
Lidwoorden
Verder is je grammaticale kennis bij talen nuttig, omdat er enorm veel grammaticale variatie is bij talen. De ene taal heeft een paar lidwoorden - in het moderne Nederlands zijn dat er maar 3, namelijk de, het, een - in een andere taal kunnen dat er tientallen zijn. Die lidwoorden kunnen voor het woord staan, maar worden soms ook achter een woord geplakt. Dat gebeurt zelfs bij het Noors; de taal die zo op het Nederlands lijkt. Een man is in het Noors en mann, maar de man is mannen.
Werkwoorden
De mate waarin werkwoorden veranderen in een taal varieert ook immens. In het Chinees is dat heel simpel. Het werkwoord blijft eigenlijk steeds hetzelfde, onafhankelijk van de persoon en de tijd. Wil je de verleden tijd aanduiden, dan zet je gewoon in de zin het woordje “le” erbij.
Het Spaans daarentegen kent een gigantische hoeveelheid werkwoordsvervoegingen. Elke persoonsvorm, ik/jij/hij, heeft zijn eigen uitgang. Dat betekent dat je minstens 6 vervoegingen per werkwoord moet leren in plaats van de 2-3 in het Nederlands. Vervolgens zijn er heel veel tijden in het Spaans: meerdere verleden en toekomstige tijden en dan nog de diverse tijden bij de aanvoegende wijs, de Subjuntivo; een type tijd die we in het Nederlands nog maar amper gebruiken (“dat hij moge komen”). Als je dat allemaal goed wilt beheersen, ben je hieraan veel tijd en energie kwijt.
Wie geen vreemde talen kent, weet niets van zijn eigen taal.
Johann Wolfgang von Goethe
1749-1832
Grote verschillen
Als je een taal leert, verbaas je je over al die complexiteit en nuances. De ene taal heeft amper lidwoorden, de andere heeft er minstens 15. De één heeft vrijwel geen werkwoordsvervoegingen (Chinees), de andere heeft er meer dan 40 per werkwoord (Spaans). Je vraagt je af of dit een weerspiegeling is van de cultuur. Is het tijdsbesef en de tijdsbeleving van een Spanjaard bijvoorbeeld heel anders dan dat van een Chinees? (Om maar wat te noemen, een lineair versus een cyclisch tijdsbesef.)
Wer mit den wenigsten und einfachsten Symbolen das Meiste und das Bedeutendste ausspricht, der is der grösste Künstler.
Heinrich Heine
1797-1856
Melodie van een taal oftewel prosodie
Elke taal heeft haar eigen melodie, ook wel prosodie genoemd. Het is de manier waarop je zinnen uitspreekt. Zelfs talen die verwant zijn met elkaar verschillen in melodie. Op grond daarvan kan je een Nederlander die Engels spreekt soms makkelijk herkennen. Hij blijft de Nederlandse zinsmelodie aanhouden.
In veel talen ga je bij het stellen van de vraag aan het eind van de zin omhoog, maar dat is bij sommige talen niet het geval. In het Chinees doe je dat bijvoorbeeld meestal niet. Überhaupt is de Chinese zinsmelodie nogal afwijkend van het Nederlands. De Aziatische talen hebben het herkennen van een vraag wel gemakkelijk gemaakt. Ze voegen een klank toe aan het eind van de zin, bijvoorbeeld “ma” in het Chinees of “ka” in het Japans. Wellicht te vergelijken met wat Nederlanders soms doen door aan het eind van de zin “Is het niet?” of “Ja?” te zeggen.
De ene taal klinkt melodieuzer dan de andere. Dan kan ook per regio verschillen bij dezelfde taal. Het Vlaams heeft bijvoorbeeld een andere zinsmelodie dan het Nederlands. Het hangt ook af van de individuele spreker. De een spreekt monotoner dan de andere. Sommige mensen spreken zo monotoon, dat het moeilijk is om je aandacht erbij te houden.
Wil je een taal op natuurlijke wijze leren spreken dan is het belangrijk om goed op de prosodie te letten. Televisiefilms of YouTube-filmpjes kijken kan je daarbij helpen.
Non-verbale communicatie
Toen ik kind was, had de Nederlandse televisie maar 2 kanalen. Wij woonden dichtbij de Duitse grens en konden daardoor Duitse zenders ontvangen. Als 10-jarige keek ik Heidi in het Duits, een meisje dat al jodelend in de Zwitserse Alpen rond liep, of ik zag series met Duitssprekende indianen. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit dacht: “Ik begrijp er niks van!”. Ik keek de series vol overgave en had het idee dat ik wist waarover het ging.
Natuurlijk kan ik al kijkende diverse Duitse woorden hebben geleerd. Als kind doe je dat meer onbewust. Tevens kunnen je eisen als kind lager liggen. Als 10-jarige begrijp je wel meer niet van de wereld om je heen, ook al wordt er Nederlands gesproken. De meest aannemelijke verklaring is echter dat ik vooral lette op de non-verbale communicatie, op wat ik zag en niet op wat ik hoorde.
Elke toerist die vroeger reisde – de tijd voor Google Translate - weet dat je een heel eind kunt komen met goed observeren en het gebruik maken van gebaren. Boosheid, onverschilligheid, blijdschap, mensen tonen dat in veel culturen op dezelfde manier. Met gebaren moet je wel meer oppassen. Die kunnen per land soms iets heel anders betekenen dan je denkt. Een onschuldig gebaar in je eigen land kan in een ander land zomaar beledigend zijn.
Kortom, bij het leren van een nieuwe, vreemde taal komt veel kijken. Het vergt inzet, motivatie en doorzettingsvermogen. Ben je net voorbij het beginnersniveau, dan kan je ontmoedigd raken en denken dat je het nooit zult leren. Voordat je het bijltje erbij neergooit, denk dan aan het volgende: de allereerste functie van een taal is communicatie.
Het is leuk als die communicatie verloopt in perfect uitgesproken zinnen, maar ook al haperend en met een minieme woordenschat kan je contact maken en elkaar proberen te begrijpen. Ooit startte ik in Salamanca (Spanje) met mijn eerste cursus Spaans. Om meer te oefenen, had ik een soort uitwisseling met een Spaanse dame die Engels wilde leren. Haar Engels was nog minimaler dan mijn Spaans. Hoewel de taal die we bezigden uiterst simpel was - ik sprak bijvoorbeeld in hele werkwoorden en had niet de kennis en het geduld om de werkwoorden netjes te vervoegen - bespraken we allerlei persoonlijke onderwerpen en leerden wij elkaar kennen.
Het is mooi om naar perfectie te streven en jezelf te willen verbeteren, maar het moet niet zo zijn dat dat leidt naar vermijden of opgeven. Sommige fouten die je maakt, zul je bovendien maar één keer maken. Jaren later in Spanje bestelde ik eens een broodje gezond en noemde daarbij dat ik geen ei wilde. Het personeel keek me verbijsterd aan. Ik had 2 woorden door elkaar gehaald en had een broodje “zonder bot (hueso)” in plaats van “zonder ei (huevo)” besteld. De woorden zijn in mijn geheugen gegrift!
Durven stuntelen vergt moed en dat is nu juist belangrijk bij het leren van een taal. Je schaamte overwinnen en spreken maar! Leren kan niet zonder fouten en uiteindelijk na al die oefening komt de beloning: “Übung macht den Meister.”
Vond je dit een leuk en interessant artikel en wil je je waardering laten blijken? Dat kan via één van beide QR-codes of de knoppen eronder. Met de ene code/knop kan je €1,-- overmaken, bij de andere kies je zelf het bedrag. Je komt terecht in de beveiligde omgeving van Mollie (mollie.com & paymentlink.mollie.com) en betaalt via Ideal (pay-ideal.nl).
Boeken
Baddeley, Alan & Eysenck, Michael W.& Anderson, Michael C. (2020): Memory. New York: Routledge.
Costa, Albert (2021): The bilingual brain. Pinguin Random House UK.
Dit artikel valt onder copyright (© Arian Joldersma, 2023-2024, alle rechten voorbehouden). Het kopiëren, reproduceren of publiceren van dit artikel of delen ervan is niet toegestaan zonder voorafgaande toestemming.